
Veel ‘groene’ fondsen zijn minder duurzaam dan ze lijken, vaak door strategische marketing en zwakke definities in de sector.
- De ‘best-in-class’-strategie laat toe dat zelfs vervuilende bedrijven in een duurzaam fonds belanden, zolang ze de ‘minst slechte’ in hun sector zijn.
- Labels zoals ‘Towards Sustainability’ zijn een nuttig startpunt, maar geen absolute garantie tegen greenwashing.
Aanbeveling: Ga van passief vertrouwen naar actief verifiëren. Focus op fondsen met harde uitsluitingscriteria, een duidelijke impactstrategie en wees voorbereid op de komende transparantieregels (CSRD).
Als bewuste belegger wilt u dat uw geld bijdraagt aan een betere wereld. U zoekt naar fondsen met ronkende namen als ‘duurzaam’, ‘groen’ of ‘verantwoord’. Maar dan duikt u in de details en stuit u op een ongemakkelijke waarheid: in uw ‘schone’ fonds zitten soms nog steeds oliereuzen, luchtvaartmaatschappijen of fast-fashionbedrijven. Deze frustratie is de kern van een wijdverbreid probleem in de financiële wereld: greenwashing. Banken en fondsbeheerders weten dat duurzaamheid verkoopt, en de lijn tussen effectieve marketing en misleiding is vaak flinterdun.
Het gangbare advies is vaak te simpel: “kies een fonds met een duurzaamheidslabel” of “lees de prospectus”. Hoewel goedbedoeld, is dit onvoldoende. De financiële sector gebruikt een complex jargon en strategieën die moeilijk te doorprikken zijn voor niet-specialisten. Termen als ‘artikel 8’ of ‘artikel 9’ (volgens de Europese SFDR-verordening) suggereren een duidelijk onderscheid, maar de realiteit is complexer. Het echte probleem is niet een gebrek aan informatie, maar een gebrek aan de juiste tools om die informatie te interpreteren.
Maar wat als de sleutel niet ligt in het blindelings vertrouwen van labels, maar in het strategisch ontleden van fondsen? Wat als u, als belegger, de controle kunt terugnemen door te leren denken als een specialist? Dit artikel is geen pleidooi om uw bankier te wantrouwen, maar een gids om een geïnformeerde partner te worden. We duiken in de mechanismen achter greenwashing, leren hoe u het Belgische ‘Towards Sustainability’-label als een expert gebruikt, analyseren de verschillende impactstrategieën en kijken vooruit naar de regelgeving die de sector voorgoed zal veranderen. Het doel: u wapenen met de kennis om van passief geloven naar actief verifiëren over te stappen.
In de volgende secties ontleden we de cruciale vragen die elke duurzame belegger zich zou moeten stellen. We voorzien u van concrete handvatten en inzichten om met vertrouwen keuzes te maken die zowel uw portefeuille als de planeet ten goede komen.
Overzicht: Uw gids voor het herkennen van authentieke duurzame investeringen
- Waarom zitten er soms oliegiganten in uw ‘duurzaam’ beleggingsfonds?
- Hoe gebruikt u het ‘Towards Sustainability’ label als kwaliteitsgarantie?
- Uitsluiten van wapens of investeren in waterzuivering: welke strategie heeft meer effect?
- De mythe dat duurzaam beleggen systematisch minder opbrengt dan ‘grijze’ beleggingen
- Wanneer worden bedrijven verplicht om hun duurzaamheidscijfers te publiceren?
- Thuisbatterij huren of kopen: wat is rendabel met de huidige premies?
- Hoeveel liter water bespaart u door één jaar geen nieuwe jeans te kopen?
- Hoe transformeert u een innovatief idee tot een financierbare start-up in Vlaanderen?
Waarom zitten er soms oliegiganten in uw ‘duurzaam’ beleggingsfonds?
De meest voorkomende reden waarom een bedrijf als Shell of TotalEnergies in een ‘groen’ fonds kan opduiken, is de zogenaamde ‘best-in-class’-strategie. In plaats van vervuilende sectoren volledig uit te sluiten, selecteert de fondsbeheerder binnen elke sector de bedrijven die relatief het ‘beste’ presteren op milieu-, sociaal en bestuurlijk vlak (ESG). Een oliemaatschappij met een iets beter veiligheidsbeleid of een vaag toekomstplan voor hernieuwbare energie kan zo als ‘duurzaam’ worden bestempeld in vergelijking met haar concurrenten. Dit is een van de grootste achterpoortjes in de wereld van duurzaam beleggen en een belangrijke motor van greenwashing.
Deze vage definities hebben concrete gevolgen. Recent onderzoek toont aan dat 27% van de Europese ‘donkergroene’ fondsen sinds 2022 een lagere, minder duurzame classificatie kreeg na een strengere controle. Een andere veelgebruikte rechtvaardiging is de ‘engagement’-strategie, waarbij de bank claimt dat ze als grote aandeelhouder het bedrijf van binnenuit kan aanzetten tot verandering. De praktijk is echter vaak teleurstellend.
Praktijkvoorbeeld: BNP Paribas en de ‘engagement’-illusie
Een analyse van FairFin legde een treffend voorbeeld bloot. Het fonds BNP Paribas Obli Responsable, dat het ‘Towards Sustainability’ label droeg, investeerde in fossiele giganten zoals Shell. De bank verdedigde dit door te stellen dat ze via ‘engagement’ een positieve impact kon uitoefenen. Uit de stemverslagen van de aandeelhoudersvergadering van Shell bleek echter het tegendeel: BNP Paribas stemde tegen resoluties die Shell tot meer klimaatambitie moesten aanzetten. Dit toont aan dat de belofte van engagement zonder bewijs van actie een lege huls kan zijn.
Het probleem is dus niet noodzakelijk kwade wil, maar een combinatie van flexibele definities, marketingdruk en een gebrek aan harde, afdwingbare criteria. Voor een belegger is de conclusie duidelijk: de naam van een fonds of de vage belofte van ‘engagement’ is onvoldoende bewijs van echte duurzaamheid.
Hoe gebruikt u het ‘Towards Sustainability’ label als kwaliteitsgarantie?
In de strijd tegen greenwashing zijn labels een belangrijk wapen, maar ze zijn geen wondermiddel. Het Belgische ‘Towards Sustainability’-label, beheerd door Febelfin, is een van de strengere standaarden in Europa. Het legt een reeks minimale uitsluitingscriteria op. Zo worden bedrijven die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens, die de principes van het Global Compact van de VN schenden, of die zeer ernstige milieuschade veroorzaken, in principe geweerd. Dit biedt al een eerste, belangrijke filter die u als belegger veel werk bespaart.
Het label is echter, zoals de naam suggereert, een stap ‘richting’ duurzaamheid. Het is een evolutieve norm. Een belangrijke nuance is dat de “best-in-class”-strategie, waarbij de slechtste spelers binnen een sector worden uitgesloten, geen verplichting is binnen het label. Dit laat dus nog steeds ruimte voor interpretatie door de fondsbeheerder. Een kritische blik blijft daarom essentieel.
Om de waarde van het Belgische label in te schatten, helpt een vergelijking met andere Europese standaarden. De volgende tabel geeft een overzicht.
| Label | Land | Strenge uitsluitingen | Transparantie | Onafhankelijk toezicht |
|---|---|---|---|---|
| Towards Sustainability | België | Een van de strengste in Europa | Sustainability ID per product | CLA onafhankelijk agentschap |
| Label ISR | Frankrijk | Matig streng | Beperkt | Ja |
| FNG-Siegel | Duitsland | Streng | Goed | Ja |
Zoals FairFin, de onafhankelijke waakhond van de financiële sector, opmerkt, is de evolutieve aanpak van het label zowel een sterkte als een zwakte. Het erkent dat de weg naar échte duurzaamheid lang is.
De naam van het nieuwe label kreeg wijselijk de naam ‘Towards Sustainability’. Febelfin stelt dat de norm evolutief is, wetende dat er nog veel werk voor de boeg is. Het is lovenswaardig dat Febelfin druk zet voor meer transparantie en ambitie vanwege haar leden.
– FairFin, Analyse Towards Sustainability label
De sleutel is dus om het label te gebruiken als een krachtig startpunt, niet als een eindpunt. Het garandeert dat een basisniveau van due diligence is uitgevoerd, maar het ontslaat u niet van de plicht om verder te kijken naar de specifieke strategie en de daadwerkelijke samenstelling van het fonds.
Uitsluiten van wapens of investeren in waterzuivering: welke strategie heeft meer effect?
Eens u de eerste filter van labels en basiscriteria hebt toegepast, komt u bij een fundamentele strategische keuze: wilt u vooral ‘schade vermijden’ of actief ‘goed doen’? Dit vertaalt zich in twee hoofdstromingen: negatieve uitsluiting (exclusie) en impactbeleggen (positieve selectie). Negatieve uitsluiting is de meest eenvoudige vorm: u sluit controversiële sectoren zoals tabak, wapens of steenkool volledig uit. Dit is duidelijk en makkelijk te controleren, maar de reële impact op de wereld is beperkt. U onthoudt deze bedrijven uw kapitaal, maar u financiert niet direct een oplossing.
Impactbeleggen gaat een stap verder. Hier selecteert u bewust bedrijven die een meetbare, positieve bijdrage leveren aan milieu- of sociale doelstellingen. Denk aan bedrijven in hernieuwbare energie, waterzuivering, circulaire economie of toegankelijke gezondheidszorg. Het doel is niet alleen financieel rendement, maar ook een ‘maatschappelijk rendement’. Financiële instellingen zoals ASN Bank proberen deze impact zelfs te kwantificeren. Hoewel de exacte cijfers per fonds verschillen, toont hun methodologie aan dat een investering kan worden vertaald naar bijvoorbeeld een aantal kubieke meter gezuiverd water of een aantal verstrekte microkredieten.
Welke strategie het meeste effect heeft, hangt volledig af van uw persoonlijke waarden. Er is geen goed of fout antwoord. De ene belegger slaapt beter door te weten dat zijn geld absoluut niet naar de wapenindustrie gaat. De andere haalt meer voldoening uit het financieren van een windmolenpark. Het belangrijkste is om een bewuste keuze te maken. De volgende checklist kan u helpen uw eigen impactprofiel te bepalen.
Actieplan: Bepaal uw persoonlijke impactstrategie
- Definieer uw waarden: Maak een lijst van 3 tot 5 thema’s die voor u het belangrijkst zijn (bv. klimaat, mensenrechten, eerlijke arbeid).
- Kies uw strategie: Hecht u meer waarde aan het vermijden van negatieve impact (uitsluiting) of het creëren van positieve impact (investeren in oplossingen)?
- Analyseer de fondsaanpak: Ga na of een fonds voornamelijk uitsluit, of dat het een duidelijke strategie heeft voor ‘engagement’ of impactinvesteringen. Vraag naar concrete voorbeelden en stemgedrag op aandeelhoudersvergaderingen.
- Controleer de meetbaarheid: Zoekt het fonds actief naar bedrijven met meetbare ESG-doelen? Hoe wordt de impact gerapporteerd? Vage beloftes zijn een rode vlag.
- Vergelijk en beslis: Leg de strategieën van verschillende fondsen naast uw persoonlijke waarden en kies het fonds dat het best bij uw profiel past.
Door dit proces te doorlopen, transformeert u van een passieve belegger naar een actieve eigenaar van uw kapitaal. U investeert niet zomaar in een ‘groen’ product, maar in een strategie die aansluit bij uw overtuigingen.
De mythe dat duurzaam beleggen systematisch minder opbrengt dan ‘grijze’ beleggingen
Een van de meest hardnekkige vooroordelen is dat investeren volgens uw geweten ten koste gaat van uw portefeuille. Het idee dat duurzaamheid en rendement onverenigbaar zijn, is echter grotendeels achterhaald en wordt door een groeiende berg bewijs weerlegd. Bedrijven die goed scoren op ESG-criteria zijn vaak beter beheerd, innovatiever en minder blootgesteld aan lange-termijnrisico’s zoals klimaatverandering, strengere regelgeving of reputatieschade. Deze kwaliteiten vertalen zich steeds vaker in stabiele financiële prestaties.
Dit is geen kwestie van geloof, maar van data. Een grootschalige meta-analyse door wetenschappers van de Universiteit van Hamburg is in dit verband baanbrekend. Ze analyseerden de resultaten van duizenden studies over dit onderwerp.
De conclusie is overweldigend: van de meer dan 2.200 studies die tussen 1970 en 2015 werden onderzocht, toonden ruim 90% een neutraal tot positief verband tussen de duurzame inspanningen van een bedrijf en zijn financiële prestaties. Er is nauwelijks bewijs voor een systematisch negatief effect.
– Gunnar Friede, Timo Busch & Alexander Bassen, ESG and Financial Performance: Aggregated Evidence
Dit betekent niet dat elk duurzaam fonds gegarandeerd beter presteert dan elk ‘grijs’ fonds. Beleggen houdt altijd risico’s in en prestaties uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Het bewijs toont echter wel aan dat er geen structurele reden is om te veronderstellen dat een duurzame portefeuille systematisch zou moeten onderpresteren. Integendeel, door te investeren in toekomstgerichte bedrijven en risicovolle ‘gestrande activa’ (zoals fossiele brandstofreserves) te vermijden, kan een duurzame strategie net bijdragen aan een veerkrachtigere portefeuille op de lange termijn.
De opkomst van duurzame ETF’s (Exchange-Traded Funds) in België bevestigt deze trend. Ze stellen beleggers in staat om op een kostenefficiënte manier hun investeringen af te stemmen op hun waarden, met het potentieel om risico’s te verlagen en rendement op lange termijn te verbeteren.
Wanneer worden bedrijven verplicht om hun duurzaamheidscijfers te publiceren?
Een van de grootste struikelblokken voor duurzaam beleggen was tot nu toe het gebrek aan gestandaardiseerde, betrouwbare en vergelijkbare data. Bedrijven publiceerden wat ze wilden, hoe ze wilden. Dit tijdperk van vrijblijvendheid loopt echter op zijn einde dankzij een cruciale nieuwe Europese richtlijn: de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Deze regelgeving wordt gezien als een ware ‘gamechanger’ voor transparantie.
De CSRD verplicht een groot aantal bedrijven om gedetailleerd te rapporteren over hun impact op mens en milieu, en omgekeerd, over hoe duurzaamheidskwesties hun eigen business beïnvloeden. Deze informatie moet bovendien door een externe accountant worden gecontroleerd, net zoals financiële cijfers. Dit zal de kwaliteit en vergelijkbaarheid van ESG-data drastisch verhogen, waardoor het voor beleggers veel eenvoudiger wordt om ‘appels met appels’ te vergelijken en greenwashing te doorprikken. Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) benadrukt het belang van deze stap voor goed bestuur.
De implementatie van de CSRD-richtlijn stimuleert goed bestuur door transparantie, verantwoording en duurzame groei te bevorderen. Dat is in het belang van de onderneming, de aandeelhouders, de werknemers en alle gebruikers van de duurzaamheidsrapportering.
– Instituut van de Bedrijfsrevisoren, Oproep CSRD-omzetting
De invoering van deze verplichting gebeurt gefaseerd. Het is belangrijk om te weten wanneer welk type bedrijf aan de beurt is. De VLAIO (Vlaams Agentschap Innoveren & Ondernemen) biedt een duidelijke tijdlijn voor Belgische ondernemingen.
| Type onderneming | Rapportage start | Over boekjaar |
|---|---|---|
| Beursgenoteerde bedrijven (>500 werknemers) | 2025 | 2024 |
| Grote ondernemingen | 2026 | 2025 |
| Beursgenoteerde KMO’s | 2027 | 2026 |
| Niet-EU bedrijven | 2029 | 2028 |
Voor beleggers betekent dit een revolutie. De stroom aan betrouwbare data die vanaf 2025 op gang komt, zal het kaf van het koren scheiden en fondsbeheerders dwingen om hun duurzaamheidsclaims hard te maken met geverifieerde cijfers.
Thuisbatterij huren of kopen: wat is rendabel met de huidige premies?
Uw impact als bewuste burger beperkt zich niet tot de keuzes die u maakt op de beurs. De discussie over het kopen of huren van een thuisbatterij illustreert een ander type impact: de directe, tastbare investering in uw eigen leefomgeving. Wanneer u een thuisbatterij installeert, investeert u rechtstreeks in de stabiliteit van het energienet, verhoogt u uw zelfconsumptie van zonne-energie en verlaagt u uw persoonlijke CO2-voetafdruk. De vraag naar de rentabiliteit, beïnvloed door premies en het capaciteitstarief in Vlaanderen, is hierbij een pure financiële analyse van een concrete, fysieke ‘asset’.
Dit staat in contrast met de impact van een beleggingsfonds, die vaak indirect en systemisch van aard is. Wanneer u investeert in een fonds dat zich richt op hernieuwbare energie, financiert u niet één specifieke batterij, maar draagt u bij aan een ecosysteem van bedrijven die deze technologieën op grote schaal ontwikkelen, produceren en installeren. U geeft een signaal aan de markt dat er kapitaal beschikbaar is voor de energietransitie.
Beide vormen van impact zijn waardevol en sluiten elkaar niet uit. De keuze voor een thuisbatterij levert een onmiddellijk en lokaal resultaat op. De keuze voor een beleggingsfonds in dezelfde sector heeft een potentieel bredere, maar minder direct zichtbare impact. Het is belangrijk om het onderscheid te erkennen: het ene is een persoonlijke kapitaalinvestering in infrastructuur, het andere is een financiële investering in de bedrijven die deze infrastructuur mogelijk maken.
De beslissing om een thuisbatterij te huren of te kopen hangt af van een complexe berekening die per gewest verschilt, rekening houdend met actuele premies in Wallonië, het capaciteitstarief in Vlaanderen en specifieke aanbiedingen in Brussel. Dit vereist een gedetailleerde analyse van uw persoonlijk energieverbruik en de terugverdientijd, die vaak tussen de 7 en 10 jaar ligt voor een koopoptie.
Hoeveel liter water bespaart u door één jaar geen nieuwe jeans te kopen?
Om de ‘E’ van ESG (Environmental) tastbaar te maken, is het nuttig om abstracte concepten te vertalen naar concrete cijfers. Het waterverbruik in de kledingindustrie is daar een schokkend voorbeeld van. Volgens diverse milieuorganisaties kost de productie van één enkele spijkerbroek, van het katoenveld tot de winkel, een onvoorstelbare hoeveelheid water. De schattingen variëren, maar het cijfer geeft een duidelijke indicatie van de verborgen ecologische kost van onze consumptie.
Milieuorganisaties geven aan dat de productie van één jeans tussen de 7.000 en 10.000 liter water vereist. Eén jaar geen nieuwe jeans kopen, levert dus een directe en significante waterbesparing op. Dit is de impact van een bewuste consumentenkeuze. Het toont de kracht die we als individu hebben om via ons koopgedrag de vraag naar niet-duurzame producten te verminderen. Het is een directe, persoonlijke actie met een meetbaar resultaat.
Hoe verhoudt dit zich tot beleggen? Wanneer een impactfonds investeert in een bedrijf dat pioniert in de circulaire mode – bijvoorbeeld via waterbesparende verftechnieken, het gebruik van gerecycleerd katoen of het opzetten van leasingmodellen voor kleding – schaalt het deze impact op. De investering stelt het bedrijf in staat om zijn duurzame methoden op grotere schaal toe te passen, waardoor de waterbesparing niet beperkt blijft tot één consument, maar duizenden of miljoenen stuks kleding kan omvatten.
De actie van de consument (niet kopen) en de actie van de belegger (financieren van alternatieven) zijn twee kanten van dezelfde medaille. Ze versterken elkaar. De belegger creëert aanbod van duurzame alternatieven, terwijl de consument de vraag naar diezelfde alternatieven stimuleert. Het begrijpen van deze tastbare cijfers helpt u als belegger om de reële impact van fondsen die investeren in sectoren als de circulaire economie beter in te schatten.
De kernpunten
- De ‘best-in-class’-benadering is een belangrijk achterpoortje dat verklaart waarom niet-duurzame bedrijven in ‘groene’ fondsen kunnen voorkomen.
- Het Belgische ‘Towards Sustainability’-label is een sterke filter, maar vereist nog steeds een kritische blik van de belegger op de onderliggende strategie.
- De komst van de CSRD-richtlijn vanaf 2025 zal leiden tot een explosie van betrouwbare en vergelijkbare duurzaamheidsdata, wat greenwashing aanzienlijk zal bemoeilijken.
Hoe transformeert u een innovatief idee tot een financierbare start-up in Vlaanderen?
Als belegger in impactfondsen is het interessant om te begrijpen wat er aan de andere kant van de tafel gebeurt. Welke criteria hanteren deze fondsen om te beslissen of ze in een beloftevolle, duurzame start-up investeren? Dit geeft u een blik achter de schermen en helpt u de kwaliteit en de focus van het fonds waarin u investeert beter te beoordelen. Een innovatief idee is immers nog geen financierbaar project.
In Vlaanderen hebben organisaties zoals VLAIO en specifieke investeringsfondsen duidelijke criteria. Om kapitaal aan te trekken, moet een duurzame start-up meer doen dan alleen een goed verhaal vertellen. Ze moet de schaalbaarheid van haar impact aantonen: kan het concept groeien en een significant verschil maken? Daarnaast is de meetbaarheid van de ESG-doelen cruciaal. Vage beloftes volstaan niet; investeerders willen concrete KPI’s (Key Performance Indicators) zien. Ten slotte moet het businessmodel financieel haalbaar en robuust zijn. Impact en rendement moeten hand in hand gaan.
Specifieke financieringskanalen in Vlaanderen richten zich expliciet op dit soort ondernemingen, wat de regio een aantrekkelijk ecosysteem voor impact-startups maakt.
Impact-startups in Vlaanderen hebben toegang tot specifieke financieringskanalen zoals PMV en het sociaal impactfonds van KBC, die verder gaan dan puur financieel rendement.
– VLAIO, Gids voor duurzaam ondernemen
Als u in een fonds belegt dat in private equity of venture capital investeert, financiert u precies dit soort trajecten. U geeft zuurstof aan de volgende generatie van duurzame innovators. Weten dat het fonds waarin u belegt een streng en doordacht selectieproces hanteert, met een focus op meetbare impact en financiële leefbaarheid, is een sterke indicator van de kwaliteit en de ernst van hun duurzaamheidsmissie.
Gewapend met deze kennis is de volgende stap om uw eigen portefeuille kritisch te analyseren. Ga de dialoog aan met uw financieel adviseur, niet langer als een passieve klant, maar als een geïnformeerde partner die de juiste vragen stelt. Eis transparantie, bevraag de strategie en bouw aan een portefeuille die uw waarden weerspiegelt en tegelijk werkt voor uw financiële toekomst.